Reizen door Jamaica laat een diepe indruk achter. Het is een combinatie van happiness, prachtige natuur, vrolijke mensen maar ook de armoede met de schrijnende politieke geschiedenis. Mijn solo reis door het land van ‘Wood and Water’ liet me vooral de perfecte schoonheid zien en het uitbundige geluk ervaren, van zowel de helende natuur als de Jamaicanen zelf.

1. Downtown – Kingston

Vanaf Fletcherland wandelde ik naar de Parade, het plein met het fontein, de bushalte, sigarettenverkopers en de winkelstraten met straatverkopers er om heen. Het was februari 2013 en de mensen op straat groette me. Schoolkinderen achter me, raakten voorzichtig m’n hand aan en voelde aan mijn haar. Tieners riepen me, verkopers keken me verwonderd na, een jonge vrouw noemde me dapper en een stokoud vrouwtje pakte mijn hand en wilde niet meer loslaten: ze dankte me dat ik Jamaica kwam bezoeken en keek me zo vereerd en blij aan.
Ik was hier niet op voorbereidt maar ik voelde me veilig en prettig alsof ik hier altijd had gewoond. Veel in Jamaica deed me denken aan 25 jaar geleden toen ik door Tanzania reisde.


Ik liep richting de oceaan waar ik sindsdien vaak een verse juice dronk bij een oude kokosnoot-straatverkoper. Er werd altijd ergens een plekje vrijgemaakt zodat ik even kon zitten.

2. De zoete geur van fruit-  Ginger House, Portland

Een meloen straatverkoper met zangambities ontmoette ik in down town Kingston. Zodoende kwam ik middels shared taxi’s in Ginger House terecht waar ik logeerde in het huisje bij zijn ouders. Kippen scharrelden rond het vochtige, oude huis. Koud douchen kon buiten, tussen de bomen en koken gebeurde op houtvuur. De vanzelfsprekende gastvrijheid overtrof alles!

De volgende dag verkennen we de omgeving. We gaan naar de rivier, zwemmen en trekken de heuvels in op zoek naar mango’s en kokosnoten. Vers van de palm drink ik de heerlijkste juice, ik zie hoe yam groeit en leer het verschil tussen ‘plantin’ en ‘banana’. Oneindig strekken de heuvels voor me uit die begroeit zijn met allerlei fruitbomen en gewassen. Ik ben omringd door rijkdom in al haar puurheid.

‘s Avonds in de local bar speelden mannen aan een zelfgemaakte, houten tafel domino. Ik dronk er mijn eerste Magnum: een zoet goedje, en keek uit over de snel stromende rivier aan de overkant van de weg.

3. Off the beaten path – Gut River

In het meest afgelegen gebied aan de zuidkust van Jamaica, waar winkels en wifi connecties ontbreken, zouden we een nachtje kamperen. De omgeving was zo waanzinnig puur en prachtig dat ik ondanks de stijve spieren elke dag besloot nog één nachtje te blijven, tot er een week voorbij was.

We gingen op grotten-jacht en liepen uren de berg op naar Cross Key, mango’s van de bomen plukkend. Daar in het hotel, dronken we een biertje en genoten van het prachtige uitzicht.
Tijdens de afdaling viel de schemer in, Gully maakte grapjes en Everton begon de geesten goed te stemmen met gebeden. Wat een avontuur!


Urenlang keken we in de vroege ochtend naar de vissers en hielpen mee de netten binnen te halen. We mochten mee op de boot en werden bij de tent afgezet. De meekregen vissen wreven we in met zout om in de zon te drogen, daar hebben we wekenlang van gegeten.


Al die dagen kookten we op houtvuur, zwommen we in de Blue Hole en liepen langs ’t strand, terwijl we dood koraal verzamelden. We keken naar de zonsopkomst, naar de oceaan en de bergen en hoe het donker werd. We leefden met de natuur, zonder tijd en volkomen gelukkig.

4. Rastafari – Nine Mile

Wat ik het meest bijzondere aan Nine Miles vind, zijn die groene ronde heuveltoppen die ’s avonds in nevelen zijn gehuld en waardoor ik echt dat mystieke gevoel krijg. Meer nog eigenlijk dan in het mausoleum zelf, dat weer een andere energie uitstraalt.

Van Donna kreeg ik in de vroege morgen verse kruidenthee op bed. Met haar ging ik op het boerenland werken. Haar buurman, de neef van Bob Marley ‘Sledge’, die ik herkende uit de documentaire, vertelde me allerlei achtergrond verhalen. Ook bracht ze me in contact met de drummer uit de band: Rasta Alvin, die me les gaf in de Nyabinghi drum: de ‘heartbeat’.

Bij de gate wachten de verkopers op toeristen.‘Ganja’ werd door een luikje in de zijmuur verhandeld. Ik sprak Rasta’s die prachtige boeken hadden over Rastafari en medicinale kruiden en ik kocht een koel drankje bij de jongen uit de bar om de hoek.
Er zijn zoveel leuke contacten die ik heb gehad in die dagen, dat Nine Miles een bijzonder plekje in m’n hart veroverd heeft.

5. Hike naar de top –  Blue Mountains Deel 1.

Met de shared taxi en de 4WD belandde ik in Whitfield Hall: een oude nog in gebruik zijnde koffie plantage zonder elektriciteit in de prachtige, groene bergen. Hier wordt de Blue Mountain koffie geplukt en gebrand. Drie nachten lang drupte de regen die het pad onbegaanbaar maakte voor de nachtelijke klim naar de top. Overdag maakte ik korte wandelingen en liet ik me het proces van koffie maken uitleggen.

Met twee medereizigers konden we dan uiteindelijk gaan en enthousiast vertrokken we in het donker voor een drie uur durende klim. Het pad was modderig en daardoor soms glad, maar we stegen in goed tempo.
Precies met zonsopkomst arriveerden we op de top. Wat een magnifiek uitzicht! We waren boven de wolken en probeerden Cuba te ontdekken. En aan de ander kant keken we uit over Kingston. Foto’s en nog meer foto’s, een snack en wat drinken. Dan afdalen, want man…wat was het koud!

Nu pas zag ik honderden verschillende varens, bloemen en planten. Uitgelaten en voldaan kwamen we terug bij de koffieplantage waar een heerlijk ontbijt op ons stond te wachten.

6. Uitzicht over bergen en rivieren –  Blue Mountains  Deel 2.

Na het fantastische ontbijt bij Whitfield Hall besloot ik de weg binnendoor terug te lopen naar Mavis Bank. Ze verzekerde me dat het niet moeilijk zou zijn. Voor de zekerheid vroeg ik onderweg toch naar de route, zodat ik echt bij de rivier uit zou komen.


Door alle regen stond het water hoog en zag de rivier er gevaarlijk breed uit. Ik koos mijn route vanaf de oever en trok mijn schoenen uit. Bijna aan de overkant gekomen, hoorde ik iemand zingen: een jongeman kwam aanlopen om in de rivier een bad te nemen. De verrassing op zijn gezicht was grappig, ze kunnen het zich waarschijnlijk niet goed voorstellen dat je wandelt voor je plezier.


Aangekomen bij Mavis Bank ging ik naar de shop om iets te drinken te halen. Er klonk geroep aan de overkant en ik zag drie jongemannen.
Ik stak over. Plotseling reageerden ze bedeesd en stelde me beleefd allerlei vragen, nieuwsgierig als ze waren. We praatten een tijdje tot ze riepen: ‘Dank je wel voor het gesprek, de meeste vrouwen komen niet als we roepen, maar je moet nu gaan want daar komt je taxi!’  Dit vond ik weer zo leuk: Jamaicanen zijn zo behulpzaam en vriendelijk!

7. Hidden gem – Treasure Beach

Het was een lange, vermoeiende reis vanaf Kingston met shared taxi’s naar Treasure Beach waar ik in Pedro Bay verbleef. Mijn kamer had een dakterras bij Rasta Viking en het uitzicht was er prachtig.
Ik maakte wandelingen langs de kust, over rotsen klauterend om bij het dorp Frenchman Bay te komen. Hier zijn eethuisjes, winkeltjes en barretjes. Je kunt er ook iets makkelijker de zee in, al is de stroming gevaarlijk sterk.

In het dorp ontmoette ik iemand die me uitnodigde naar een nabijgelegen rivier te gaan. Het was een prachtige plek omringd door bomen bij een kleine inham zodat we makkelijk konden zwemmen. Middels een touw konden we in de koele rivier springen: het gevoel van eeuwige vrijheid.

Ik rustte uit op een boomwortel en nam ook een trekje van een voorbij komende joint. Iets wat ik sinds mijn tienerjaren niet meer had gedaan en dat hard aankwam. In alle geheimzinnigheid werd mij nog een ganja plantation getoond, verderop in de bush. Ik herinner me dat het allemaal heel spannend was, toch een beetje of ik in een andere wereld was belandt.

8.‘Tour de Jamaica’ – Blue Mountains

Door eindeloos groen met prachtige vergezichten hobbelde ik op mijn mountainbike de smalle bergweg af. Slingerend langs watervallen en koffieplantages, soms een klimmetje, werd ik toegezwaaid door de bergbewoners die riepen: ‘Whity, What a gwaan?’ Ik voelde euforie.

Op een bepaald punt was de weg weggeslagen en moest ik een stukje met de fiets, over een 40 cm breed paadje, langs een griezelige afgrond. Later die dag zou ik zien dat er ook ‘n veilige omweg was.



Aan het kiezelstrand hield ik pauze; ik wilde voor het donker terug zijn en rekende op 5 uur klimmen. Maar de zon stond op z’n hoogst en het was zwaar. Een local restaurantje langs de rivier gaf me reden voor een tweede lunch, totdat het iets afkoelde en ik verder kon.

Tijdens de rit stapte ik af en toe even af. Soms kwam een vrachtwagen voorbij gescheurd, maar verder was ik alleen. Wat me werkelijk opbeurde waren diezelfde mensen die me opnieuw toeriepen: ‘Whity, you go up again? You brave!’
Na uren gefietst te hebben probeerde ik plekken te herinneren om te weten waar ik ongeveer was. Dat bleek lastig: na elke bocht kwam er weer een nieuwe berg, waterval of huis. Het werd donker en Rasta Oxx belde: ‘Where are you now, are you all right?’ Dat had ik even nodig en ‘t werkte bemoedigend. Eindelijk bij de Cap aangekomen, kon ik afdalen, langs de militairen basis en dan nog een paar bochten tot Mount Edge.
Gebroken maar waanzinnig voldaan stapte ik daar van m’n fiets en werd ik als een held onthaald. Spaghetti en bier smaakten me niet eerder zo goed!

9. Ontdekkingstocht langs slaven- en visserspaden – zuidkust

Ons avontuur begon in de vroege ochtend toen we vertrokken over een oud slavenpad richting de kust. Vier ruige Rasta-mannen en ik daalden in 3 uur af door struikgewas. We liepen langs grotten en over scherpe kalksteen-rotsen. Met grote kapmessen baande we ons een weg door historisch Jamaica. Er werden verhalen en grappen verteld, joints gerookt en rum gedronken.

We passeerden een mystieke krater waar in de diepte van het water een meermin wonen zou. De Rasta’s werden er nerveus van.

Onze pauze-plek was waar de rivier de oceaan ontmoet en vanuit de hangmat had ik een prachtig uitzicht. Mijn Rasta vrienden maakten thee, vingen krab en bakte ‘dumplins’. Eerst nog afkoelen in de rivier en dan in hoog tempo terug: bergop. Even was het spannend toen we de weg kwijtraakten, want niemand voelde zich echt comfortabel in het donker.
Maar uitgelaten zaten we een uur later onder de sterren op een veldje, waar de mannen ‘bush tea’ maakten en elkaar plaagden. Er was een band gesmeed voor het leven!


10. Afkoelen in de heuvels – Roaring River

Mijn eerste ervaring met Roaring River was niet uitnodigend door de ‘hustlers’ en toch ben ik er sindsdien vaak terug geweest. Telkens kennismakend met een nieuw gebied rondom deze minerale rivier die deels ondergronds stroomt. Ieder plekje in Jamaica is vol geschiedenis: Roaring River was in de 18e eeuw een suikerrietplantage.

De rivier volgend, het dorpje uit, geeft prachtige vergezichten over de bergen of biedt intieme beschutting. Jamaicanen houden over het algemeen erg van muziek, rum en roken. In mijn ogen een ware verstoring van mijn opgaan-in-de-natuur-beleving. Daarom hoop ik altijd nog dat ik ooit terugkeer om een week in stilte te blijven.

Tot die tijd schik ik me in de combinatie van de levendigheid van de lokale bevolking en de serene ‘stilte’. Terwijl ik in de groen-blauwe river afkoeling vind, verbind ik me met het kabbelende water, de vogels en het ruisen van de bomen. Het jolige geklets even verderop en de reggae uit de boxen vervagen naar de achtergrond.

11. Het ware dorpsleven – Manchioneal

Omdat ik geen slaapplek kon vinden in de buurt van het Roots Festival, Portland – Jamaica, volgde ik mijn intuïtie en nam de uitnodiging aan mee te rijden met een Rastaman naar het oosten van het eiland. In het midden van de nacht stopten we bij een groot, geel huis waarin ik een kamer kreeg zonder slot, maar met mosquito net.

De dagen daarop waren als een warm, exotisch bad waar ik de verborgen pareltjes van het dorp kon verkennen. Ik werd meegenomen naar kristal heldere riviertjes, blauwe, verlaten baaien en kreeg een rondtoer door de enorme tuin vol kruiden en fruit.

Vanaf het balkon zag ik ‘s ochtend de lokale bevolking met jerrycans water van de pomp komen. De Rastaman fungeerde als raadslid voor mensen uit de community. En in de avond werd er heerlijk voor me gekookt. Manchioneal, een ‘laid back’ vissersdorp, omarmde me en was even mijn thuis.